Op deze bladzijden vind je nuttige informatie over vleermuizen die je bijvoorbeeld voor jezelf of voor een spreekbeurt kan gebruiken. In ons infocentrum kan je nog veel meer documentatie vinden over vleermuizen. De vleermuizen behoren tot de orde der chiroptera, wat “handvleugeligen” betekent. Vleermuizen vliegen immers met hun handen: tussen hun vingers is een dunne huid gespannen waarmee ze kunnen vliegen.
Er bestaan zeer veel soorten vleermuizen: meer dan 1000 soorten. Hiermee zijn de vleermuizen de grootste zoogdierorde na de knaagdieren. Eén vierde van alle zoogdiersoorten behoren tot de orde van de vleermuizen! Tussen de verschillende vleermuizensoorten zijn er heel grote verschillen in grootte, uitzicht, kleur, voedsel. De kleinste vleermuis, de hommelvleermuis die minder dan twee gram weegt, is meteen ook het kleinste zoogdier ter wereld. De grootste vleermuizen, men noemt ze dan eigenlijk niet meer vleermuizen maar wel vleerhonden of vliegende honden, kunnen een spanwijdte van meer dan anderhalve meter bereiken! Bij ons komen 18 vleermuizensoorten voor waarvan er enkele heel erg zeldzaam zijn.
De kleinste vleermuis die bij ons voorkomt is de dwergvleermuis: ze past in een luciferdoosje. Onze grootste vleermuis is de rosse vleermuis met een spanwijdte tot 30 centimeter. Zoals reeds eerder gezegd vleigen vleermuizen met hun handen. De vlieghuid is echter niet alleen tussen de vingers gespannen: ze loopt ook door langs de achterpoten en de staart. De vlieghuid tussen achterpoten en staart heeft twee functies. Ten eerste doet deze staartvlieghuid dienst als roer om te sturen tijdens het vliegen. Ten tweede is deze huid een soort schepnet waarin de vleermuizen insecten kunnen vangen tijdens het vliegen. Als ze rusten, hangen vleermuizen ondersteboven.
Aangezien hun voorpoten zijn omgevormd tot vleugels, zijn die voor niets anders meer bruikbaar. Enkel de duim steekt uit de vlieghuid en wordt gebruikt bij het kruipen of soms als extra houvast. Om te voorkomen dat hangende vleermuizen kramp krijgen in hun poten (probeer zelf maar eens lange tijd aan je handen aan een sportraam of tak te hangen) hebben ze een soort ingebouwd blokkeringsmechanisme. Om in het donker te kunnen zien hebben vleermuizen een ingewikkeld sonar-systeem ontwikkeld. Ze zien op basis van hun geluid! Vleermuizen stoten voortdurend heel erg hoge geluidjes uit. Deze geluiden kunnen mensen niet horen. Ze liggen boven onze gehoorgrens en daarom noemt men ze ultrasone geluiden. Deze geluiden worden weerkaatst door de omgeving en zo kan de vleermuis de echo’s beluisteren.
Op basis van deze echo’s weet de vleermuis hoe de omgeving eruit ziet. Dit systeem heet echolocatie. Het zorgt ervoor dat vleermuizen nergens tegenaan vliegen en dat ze ’s nachts voedsel kunnen vinden. Met behulp van een vleermuizendetector kunnen we deze onhoorbare geluiden omzetten in hoorbare geluiden. Aan de hand van dit geluid is het mogelijk om verschillende soorten te onderscheiden. Op kamp met Natuur 2000 of in het Fort van Oelegem kan je een demonstratie met zo’n detector bijwonen.
Al onze vleermuizen zijn insecteneters. Per nacht kunnen vleermuizen hun eigen gewicht aan insecten oppeuzelen. Het zijn dus nuttige insectenverdelgers. In andere streken eten vleermuizen heel veel verschillende dingen. Op hun menu staan onder meer fruit, nektar, vis, vlees en … bloed. Vampieren bestaan dus echt! Het zijn kleine vleermuizen van zo’n 9 centimeter groot die in Zuid-en Midden-Amerika leven. Met hun vlijmscherpe tandjes bijten ze ’s nachts een klein gaatje in de huid van een slapend dier of van een mens. Vervolgens likken ze er wat bloed uit op. Ze drinken nooit veel bloed en zullen hun slachtoffer dus nooit leegzuigen. Ze kunnen wel gevaarlijk zijn omdat ze soms ziektes verspreiden zoals hondsdolheid.
Tijdens de winter houden vleermuizen een winterslaap. ’s Winters zijn er immers geen insecten te vinden zodat de vleermuizen niet kunnen eten.Ze laten hun temperatuur en hun hartslag dalen. De winterverblijven moeten fris zijn maar het mag er niet vriezen. Anders vriezen de vleermuizen dood. Het mag er ook niet te warm zijn. Dan kunnen de vleermuizen hun temperatuur niet genoeg laten zakken. De verblijfplaatsen moeten ook vochtig zijn zodat de vleermuizen niet uitdrogen. Tenslotte moet het er ook nog heel rustig zijn. Als vleermuizen tijdens de winterslaap worden verstoord, kan dat hun dood betekenen. Ze moeten zich immers helemaal terug opwarmen als ze wakker worden. Dat kost zoveel energie dat ze soms het einde van de winter niet meer halen. De beste overwinteringsplaatsen zijn dus grotten. Bij ons in Vlaanderen zijn er echter geen natuurlijke grotten.
Daarom zoeken de vleermuizen hier verblijfplaatsen op die op grotten lijken: oude forten, bunkers, kelders, ruïnes, mergelgroeven… In de zomer verblijven vleermuizen vooral in holle bomen en op zolders of in spouwmuren van gebouwen. De dwergvleermuis woont bijvoorbeeld het liefst in huizen. Daar brengt ze helemaal geen schade toe. Vleermuizen zijn geen knaagderen en zullen dus nergens aan knagen. Ze brengen ook geen nestmateriaal aan zoals vogels. In de zomer vormen de vrouwtjesvleermuizen groepen van een twintigtal tot meer dan honderd exemplaren. Deze groepen noemt men kraamkolonies omdat hier de jongen worden geboren. Een moedervleermuis krijgt maar één jong per jaar. Heel soms worden er tweelingen geboren. De jonge vleermuis komt naakt en blind ter wereld en wordt door de moeder gezoogd. Na enkele weken zijn de jongen even groot als de moeders en kunnen ze zelf op jacht. De paartijd valt bij vleermuizen net vóór de winterslaap. De mannetjes lokken de vrouwtjes met een speciale roep.
Daarna paren de vleermuizen. Het sperma van de mannetjes wordt opgeslagen in de baarmoeder van de vrouwtjes. De bevruchting zelf gebeurt pas nà de winterslaap. Tijdens de winter hebben de vrouwtjes immers niet genoeg energie om een jong te laten groeien in hun buik. Al onze vleermuizensoorten zijn beschermde dieren. Ze hebben geen natuurlijke vijanden. Hun grootste vijand is de mens. Vleermuizen zijn vooral bedreigd omdat hun verblijfplaatsen worden vernield of verstoord. Het is dus erg belangrijk om holle bomen te laten staan in de bossen. Ook andere verblijfplaatsen zoals ijskelders, forten en bunkers moeten beschermd worden als vleermuizenreservaat. Wie meer wil weten over vleermuizen, kan altijd de boeken en tijdschriften uit onze bibliotheek raadplegen. Schrijf, bel, fax of mail naar:
Natuur 2000, p/a Fort Oelegem
Goorstraat z/n, 2520 Oelegem
tel: 0475/29 04 87
e-mail: info@natuur2000.be